Wilt u gaan wandelen in de Franse Alpen, bereid u dan goed voor. Wie bij gemarkeerde (balisé) bergpaden denkt aan mooie paaltjesroutes, zal zich in de bergen onaangenaam verrast voelen. Blokken, puin en sneeuwvelden maken de aanleg van een echt pad op veel plaatsen onmogelijk. Rode verfstrepen en hoopjes gestapelde stenen (steenmannetjes) moeten hier de weg wijzen. Verdwalen is gemakkelijker dan men denkt, vooral bij mist.
Voorbereiding voor het wandelen
Een eerste vereiste is een goede kaart van het gebied; in ieder geval 1:50.000. Een berglandschap zit vaak zeer ingewikkeld in elkaar. Alleen op 1:50.000-kaarten kunnen de kleine details gezien worden en bij sommige tochten is dat noodzakelijk. Bestudeer de kaart van tevoren goed en probeer u een voorstelling te maken van het landschap. Voor de tijdsplanning kan de kaart goede diensten bewijzen. Als vuistregel geldt: reken voor iedere 4 km in min of meer horizontaal terrein een uur. Voor iedere 300 m stijgen moet u ook een uur rekenen. Afdalen gaat nauwelijks sneller dan stijgen. De afstanden op de kaart blijken altijd korter te zijn dan die in het terrein. Hoe steiler de helling, hoe groter het verschil. Boven de 35 graden worden dat verschillen van betekenis. Let erop dat zelfs op een 1:50.000-kaart lang niet alle bochten van het bergpad ingetekend staan. Wandelgidsjes moeten ook met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden. De opgegeven uren zijn vaak aan de optimistische kant. Bovendien betreft het hier nettotijden, dus zonder rust-, schaft- en fotopauzes. Ook met moeilijkheidswaarderingen van wandelroutes is het oppassen geblazen. De bergen zijn iedere zomer weer anders; uitgevers kunnen hun gidsjes echter niet zo vaak laten bijwerken. Check de gegevens ter plaatse, bij het toeristenbureau, de huttenwaard of campingbaas. Stel hen ook op de hoogte van uw wandeldoel en neem een mobiele telefoon mee.